1790 - 1791
Verbrandingstoestel voor waterstof
Fries, Frédéric Guillaume
Objecttype
Chemische apparatuur
Maker(s)
Fries, Frédéric Guillaume Instrumentmaker Marum, Martinus van (1750-1837) Ontwerper Lavoisier, Antoine Uitvinder Marum, Martinus van (1750-1837) Gebruiker
De ontdekking dat water een element was, maar een samengestelde stof leverde een pittige clash op tussen twee scheikundige theorieën. Was het waterstofgas dat met zuurstofgas – de theorie van Antoine Lavoisier (1743-1794) – verbrandde, of had de oudere theorie gelijk met de stelling dat er een vuurbeginsel, flogiston, verdween als water werd gevormd?
Martinus van Marum (1750-1837) was een vroege en fervente aanhanger van de nieuwe zuurstoftheorie en ontwierp in 1791 dit toestel om het gelijk daarvan in het museum te demonstreren. Waterstofgas en zuurstofgas uit de twee glazen voorraadvaten werd met waterdruk uit de twee messing cilinders naar de centrale kolf met elektroden geduwd. Daar ontbrandde het gasmengel door elektrische vonken en werd water gevormd.
Dat er water uit het niets leek te ontstaan in de centraal geplaatste kolf was al spectaculair, maar wat nog belangrijker was: het toestel bewees ook de wet van behoud van massa, een belangrijke pijler van Lavoisiers theorie: de verhouding waarin de gassen met elkaar reageerden – twee staat tot een – was afleesbaar op de voorraadvaten met daarin de twee gassen en de hoeveelheid water in de kolf kon gewogen worden, net als de gewichtsverandering van de twee gasvoorraden. Voor de toeschouwers in het museum was er zo maar één conclusie mogelijk: Lavoisier had gelijk.