Wybrand Hendriks
Een artistieke erfenis
Wybrand Hendriks (1744-1831) liet een indrukwekkend en gevarieerd oeuvre na, waarin zijn directe omgeving en zijn rol als beheerder van Teylers Museum een prominente plaats innamen. Zijn werken bieden niet alleen een artistiek, maar ook een historisch inzicht in het leven in Haarlem rond de eeuwwisseling naar de 19de eeuw. Dankzij zijn vrijheid om te experimenteren en zijn nauwe band met het museum, creëerde Hendriks een unieke en waardevolle bijdrage aan de Nederlandse kunstgeschiedenis.
Wybrand Hendriks, ‘Zelfportret van Wybrand Hendriks met Agatha Ketel’, 1791-1802.
Vóór Haarlem
Terwijl hij lessen volgde aan de Amsterdamse Stadstekenacademie, werkte Wybrand Hendriks ook als behangselschilder om zo de artistieke vaardigheden van het schilderen onder de knie te krijgen. Nadat hij zijn opleiding beëindigde, ging hij in 1774 aan het werk in de behangselfabriek van Agatha Ketel (1736-1802), de weduwe van de schilder Anthony Palthe (1726-1771). Toen kwam het leven van Hendriks in een stroomversnelling. Datzelfde jaar nog kocht hij de grond en de fabriek van Ketel en op 21 mei 1775 trouwde hij met haar. Een jaar later verkocht het stel de behangselfabriek en vertrokken ze naar Haarlem. Na een tussenperiode in het Gelderse Nijkerk en Ede van 1781 tot 1785, vestigden ze zich definitief in Haarlem.
Kastelein
In 1777 was Wybrand Hendriks al verkozen tot een van de directeuren van de Haarlemse Teekenacademie, die bijeenkwam in het huis van Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778) op de Damstraat, het huidige Pieter Teylers Huis. Op 27 juni 1785 keerde hij hier terug, maar nu als ‘kastelein’ van het woonhuis van de inmiddels overleden Pieter Teyler. In de 35 jaar dat hij deze functie vervulde, beheerde hij als directeur de kunstverzameling van Teylers Stichting, kocht hij regelmatig tekeningen en prenten aan en droeg hij zorg voor het kapitale pand aan de Damstraat en de pas geopende Ovale Zaal.
In de praktijk kwam het erop neer dat Hendriks dagelijks aanwezig moest zijn om leden van Teylers Stichting die in Pieter Teylers Huis vergaderden te ontvangen en museumbezoekers rond te leiden. Agatha Ketel, gevolgd door Hendriks’ tweede echtgenote Geertruid Harmsen (1756-1817), waren verantwoordelijk voor het huishouden. In een tekening van de benedengang van Pieter Teylers Huis is te zien dat de vrouw des huizes, waarschijnlijk Geertruid Harmsen, vanaf de trap de dienstmeid instrueert welke vis ze moet kopen. Na het overlijden van beide echtgenoten wordt hun belangrijke rol in huis duidelijk: Wybrand Hendriks ontving een extra vergoeding van ongeveer 400 gulden per jaar om een huishoudster in dienst te nemen.
Wybrand Hendriks, ‘Benedengang van Pieter Teylers Huis’, ca. 1805-1815.
Noord-Hollands Archief, Haarlem.
Wybrand Hendriks, ‘Portret van Jacob Feitama en Elisabeth de Haan’, 1790.
Mauritshuis, Den Haag.
De sociale ladder
Wybrand Hendriks kwam oorspronkelijk uit een gezin dat behoorde tot de lagere middenstand. Door zijn huwelijk met Agatha Ketel werd zijn bescheiden sociaaleconomische positie verbeterd. Zijn positie als kastelein van Teylers Museum met een jaarinkomen van 1100 gulden verhoogde nogmaals zijn maatschappelijke status, waardoor hij toegang kreeg tot een klantenkring die bestond uit leden van de Haarlemse elite. Belangrijke families als Kops, De Clercq en Enschedé bestelden portretten bij hem.
Door zijn positie als beheerder van Teylers Museum had Wybrand Hendriks de schilderkunst niet nodig om in zijn onderhoud te voorzien. Hierdoor hoefde hij zich niet toe te leggen op één genre en had hij de luxe om zijn artistieke interesses tot het uiterste te verkennen. Zijn goede vriend en eerste biograaf Adriaan van der Willigen (1766-1841) schreef hier in 1820 over: ‘Men heeft van dezen Meester niet alleen fraaije Bloemstukken, Landschappen, Binnenhuisjes en welgelijkende, krachtig geschilderde Portretten, Regenten- en Familiestukken; maar ook Stukken met dood Wild in den trant van Jan Weninx, Stads Gezigten en Buurtjes, in welken natuurlijke voorstelling hij, volgens het algemeen gevoelen bijzonder slaagt.’ Kunstenaarsbiograaf Johannes Immerzeel (1776-1841) was het hiermee eens en schreef in 1842 dat Wybrand Hendriks ‘in schier alle kunstvakken proeven van talent’ vertoonde.
Wybrand Hendriks, De Ovale Zaal van Teylers Museum, 1802-1820.
Hendriks en Teylers
Naast portretten, genrestukken, stillevens en landschappen, tekende en schilderde Wybrand Hendriks vanuit zijn atelier op de eerste verdieping van Pieter Teylers Huis veelvuldig zijn woon- en werkomgeving. In deze levendige werken komt de bedrijvigheid van zijn bestaan als kastelein duidelijk naar voren. Bezoekers worden rondgeleid in de Ovale Zaal, dienstmeiden en een tegelzetter zijn aan het werk op de binnenplaats, een knecht beklimt de trap van Pieter Teylers Huis en vanuit de voorkamer schildert hij het leven op de toenmalige Kaasmarkt. Op een schilderij met uitzicht op de Waag en de kraan bij het Slepershoofd, het bedrijvige handelscentrum van Haarlem, is achter de bomen de gevel van Pieter Teylers Huis te herkennen.
Ook maakte Hendriks regelmatig werken in opdracht van Martinus van Marum (1750-1837), die als directeur verantwoordelijk was voor de wetenschappelijke collecties. Zo tekende hij bijvoorbeeld Van Marum’s grote elektriseermachine uit 1784, zodat deze in gravure uitgebracht kon worden in het wetenschappelijke tijdschrift van Teylers Tweede Genootschap.
Barent de Bakker, De Grote Electriseermachine van Martinus van Marum in de Ovale Zaal van Teylers Museum, 1800.
Een artistieke erfenis
Het drukke leven in Teylers Museum eiste tegen het einde van Wybrand Hendriks’ leven, ‘in zijne toenemende Jaaren en afneemende Lichaamskrachten’, zijn tol. Op zijn eigen verzoek werd hij op 8 april 1820 op 75-jarige leeftijd eervol ontslagen en hij verhuisde met een pensioen van 600 gulden per jaar naar een woning aan de Oude Gracht, de huidige Gedempte Oude Gracht. Ondanks zijn vertrek bleef zijn bijdrage aan Teylers Museum nog eeuwenlang voelbaar. Zijn schilderijen en tekeningen van Pieter Teylers Huis en de Ovale Zaal roepen een sfeer op die je terugvoert naar het Haarlem van zijn tijd en herinneren ons aan de rijke geschiedenis en het levendige verleden dat hij heeft vastgelegd.
Wybrand Hendriks, ‘Zelfportret’, 1807.
Frans Hals Museum, Haarlem.
De tentoonstelling Wybrand Hendriks was hier! was te zien van 23 september 2023 tot en met 7 januari 2024.
Auteur
Femke Valkhoff, kunsthistoricus.
Bronnen
Wybrand Hendriks (1744-1831): Kunstenaar, conservator, kastelein, restaurator, bestuurder, verzamelaar, kunsthandelaar en netwerker (Haarlem: Teylers Museum; Zwolle: Waanders Uitgevers, 2023). Tentoonstellingscatalogus.